Afhankelijk van wat en hoeveel je weten wilt, kun je verschillende typen vragen gebruiken om een gesprek te sturen. Het type vraag is namelijk bepalend voor de inhoud en diepgang van de antwoorden. 

De open vraag

De open vraag wordt meestal gebruikt bij de start van een nieuw onderwerp in het gesprek en stimuleert tot nadenken over het onderwerp. De open vraag geeft de ander de ruimte om de hoeveelheid, aard en waarde van de informatie te bepalen. Dit maakt dat de open vraag dus ook inzicht geeft in wat de ander belangrijk vindt. De open vraag begint met één van de volgende woorden: “Hoe, Wat, Waarom of Welke, bijvoorbeeld: “Hoe heb je de klacht van de klant afgehandeld?’”, “Wat vind je van je nieuwe werkomgeving?”, “Waarom denk je dat de klant zo reageerde?”, “Welke tip heb je voor je nieuwe collega?”.

De gesloten vraag

Met een gesloten vraag ding de de ander tot een keuze: Wel of Niet, Ja of Nee. Een gesloten vraag begint altijd met een werkwoord: bijvoorbeeld: “Heb je gebeld?”,”Ben je er morgen?”, “Doe je mee?”,” Houd je het nog vol?”, etc.

De gerichte vraag

Een vraag die erg lijkt op de open vraag, maar daarentegen sturend is, is de gerichte vraag. Je opent een gesprek zelden met een gerichte vraag. Een gerichte vraag is er juist voor om specifiek inhoudelijke antwoord te krijgen. Dus is in principe meer een vervolgvraag. Je kunt gerichte vragen dus inzetten als je op efficiënte wijze informatie of gegevens van de ander wilt achterhalen. Maar ook om een discussie te vermijden en zelf voor als je iets wilt versnellen versnelling. Op de gerichte is in principe maar één feitelijk juist antwoord mogelijk. De antwoorden zijn dan ook over het algemeen vrij kort en begint één van de volgende woorden: Wie, Wat, Waar, Wanneer, Welke, Hoeveel of Hoelang. Dus bijvoorbeeld: “Wie heb je gebeld?”, “Wat kost je dat?”, “Waar ga je naar toe?”, “Wanneer heb je de klant gebeld?”, “Hoeveel mensen ga je bellen?”, “Hoelang denk je dit nog vol te houden?”.

De reflecterende vraag

Met de reflecterende vraag motiveer je de ander om dieper op de materie in te gaan. Bijvoorbeeld: Opmerking: “Ik heb moeite met mijn collega Mira.” Reflectie: “Waar heb je precies moeite mee?” Antwoord: “Dat ze niet naar me luistert.” Reactie: “Waar luistert ze niet naar?”, etc.

De keuzevraag

In de keuzevraag zitten de mogelijke antwoorden al besloten. Het nadeel van de keuzevraag is derhalve dat de ander weinig ruimte heeft omdat de vraag extreem gericht is en meer op manipulatie lijkt, dan een echte vraag, bijvoorbeeld; “Doe je het vandaag of morgen?”, “Doe je mee of niet?”, “Kan ik op je rekenen of niet?”

De suggestieve vraag

In de suggestieve vraag ligt jouw antwoord al besloten en wordt dus eerder gebruikt om de ander uit de tent te lokken, te manipuleren of om een bevestiging van jouw voorstel, opinie of oplossing te krijgen. Suggestieve vragen worden dus in coaching zelden of niet gebruikt, tenzij je de gecoachte er echt mee helpt. Voorbeelden zijn: “Je bent er morgen natuurlijk wel bij, hè?”, “Jij doet gewoon mee, hè?”, “Je stelt me toch niet teleur?”, etc.

De retorische vraag

Een retorische vraag is niet echt een vraag, Het is een bewering in de vorm van een vraag. Er wordt dan ook geen antwoord op verwacht. De retorische vraag kan zowel stimulerend werken, als verzet oproepen. Voorbeeld: “Ben je niet apetrots op jezelf? of “Je doet toch ook mee?”.
Een variant van de retorische vraag is de hypothetische vraag. Het is een vraag waarin een aanname zit verborgen, Bijvoorbeeld: “Heb je alweer pauze genomen?”